
ONTWIKKELINGSFASES
VAN MENSEN, ORGANISATIES EN DE MAATSCHAPPIJ
​
Fase 4 - De geborgenheid van de groep
Deze fase is in het ontwikkelingsmodel van de individuele mens van Graves het conformistische stadium, het stadium van de tiener. Je ont-wikkel-t (= de wikkels er af halen) je identiteit dan verder door je aan te sluiten bij een groep. In een tienergroep is er een sterke hiërarchie. Als je erbij wilt horen moet je je aanpassen aan de - vaak irrationele - normen van de groep. Buiten de groep begint de vijandige wereld van de buitenstaanders, de anderen die het allemaal bij het verkeerde eind hebben. De groep bestaat uit de goeden en de anderen zijn de slechteriken. Je bent in die levensfase òf links òf rechts, Beatles òf Stones, Gabber òf Kakker. Een combinatie van die twee identiteiten is dan nog onbestaanbaar. Het gevoel regeert het bewustzijn en de ratio speelt nog een ondergeschikte rol.
Bij organisaties is het de reactieve fase. De doelen van de organisatie en haar onderdelen zijn dan nog diffuus en niet duidelijk omschreven. Leidinggeven gebeurt door beloning en straf. De organisatie is los zand, iedereen is binnen de ongeschreven wetten van de organisatiecultuur vooral voor zichzelf of met de belangen van de eigen afdeling bezig. De hoogste baas is een soort spin in het web die vanuit zijn centrale positie met een soort willekeur, op paternalistische wijze regeert en zo alles onder controle houdt.
Een dergelijke organisatie biedt wel bestaanszekerheid en geborgenheid en beschermt je tegen de boze buitenwereld onder voorwaarde dat je je onvoorwaardelijk aanpast aan de irrationele regels van de organisatiecultuur. De tijdsoriëntatie is het verleden en het gaat om overleven. Het moet zo blijven als het altijd is geweest. Tradities en rituelen spelen een belangrijke rol.
Bij maatschappijen noemt Van Peursen deze fase de mythische fase. Bij Cornelis is het laag 1, het natuurlijke systeem. In onze maatschappij was het de fase van de traditionele maatschappij van pausen, bisschoppen, koningen, keizers, leenheren, gilden, ridders, vazallen, lijfeigenen en horigen: de hiërarchische rangen- en standenmaatschappij met voor elke stand en beroepsgroep duidelijk afgebakende eigen privileges, rechten en plichten. Het gaat om bestaanszekerheid, geborgenheid en het gevoel regeert nog absoluut boven de ratio.
In zo’n maatschappij ontleen je je identiteit aan het feit dat je bij een bepaalde groep hoort en daaromheen staan muren en liggen fysieke en psychologische grachten en wallen en als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje. De muren van de stad geven je bescherming en dankzij je lidmaatschap van het gilde van de bierbrouwers of de timmerlieden is het leven geen pure jungle meer. Macht is nog wel het recht van de sterkste, maar samen kun je ook sterk zijn. Eendracht maakt macht, als je je maar aanpast aan de groep.
Het is bij uitstek de middeleeuwse wereld van de Kerk, riddergenootschappen, gilden en andere, vaak ook geheime en geheimzinnige genootschappen en sektes, met al hun symboliek, inwijdingsgraden, magische rituelen, speciale gewaden, uniformen en eretekens.
In ons leven maken we deze fase in onze jeugd vaak nog verkort mee in de vorm van het lidmaatschap van padvinders- en andere tamelijk strak georganiseerde clubs. In de criminele sfeer is dit de manier waarop jeugdbendes werken. Sommigen mensen voelen zich prima op hun plek als lid van een partij, sekte, of een ander sterk ideologisch gekleurd, hiërarchisch gestructureerd genootschap met een stevige interne (wij = goed / zij = slecht) oriëntatie en kiezen ervoor om ook op latere leeftijd nog steeds te functioneren in een dergelijke groepscultuur. Vaak blijven ze daar zelfs hun identiteit aan ontlenen.

COPYRIGHT
Eithward doet niet aan copyright. U mag alles wat op deze website staat gratis overschrijven, kopiëren, vermenigvuldigen, etc. want kennis over deze wereld is van en voor ons allemaal, vindt Eithward.